Aansluiten in de rij: Bpf Reisbranche & ‘bemiddelen’
Op 21 augustus jl. is de uitspraak gepubliceerd van de kantonrechter in Groningen uit 2019 inzake het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (Bpf Reisbranche) en de besloten vennootschap Basic Travel. Laatste is in oktober 2018 in verzet gekomen tegen het aan haar betekende dwangbevel. Basic Travel heeft primair een verklaring voor recht gevraagd dat zij niet valt onder de verplichtstelling tot deelname van Bpf Reisbranche.
Deze verklaring voor recht komt er niet. De kantonrechter oordeelt dat Basis Travel wel degelijk is aan te merken als een (online) reisagent in de zin van de Reisbranche-verplichtstelling en wel met terugwerkende kracht tot datum oprichting van de onderneming (maart 2003!). Met gebruikmaking van de cao-norm oordeelt de kantonrechter dat Basic Travel bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen (in de ruimste zin), waaronder worden begrepen overeenkomsten inzake vervoer, verblijf en pakketreizen.
Volgens de kantonrechter staat vast dat door tussenkomst van Basic Travel overeenkomsten tot stand komen tussen aanbieders van vakantiehuizen en consumenten die op zoek zijn naar een dergelijk huis. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van bemiddeling op het gebied van reizen. Hierbij verwijst de kantonrechter uitdrukkelijk ook naar de inschrijving in de Kamer van Koophandel. Hier staat de werkgever omschreven als een touroperator. Anders dan de kantonrechters die hem voorgingen in vergelijkbare zaken (Booking.com, Hotel Booker), meent deze kantonrechter echter dat een actieve en adviserende rol bij dit bemiddelen niet van doorslaggevend belang is.
Met betrekking tot de verjaring van de premievorderingen 2003-2015 beroept Basic Travel heeft zich op meerdere wettelijke bepalingen (artt. 3:308 en 6:38 BW). De verschuldigde premies dienen per loontijdvak aan het Bpf te worden betaald. In 2017 heeft het meerdere premienota’s aan Basic Travel verstuurd. Hierbij zijn de vervaldata van de nota’s vastgesteld conform het Uitvoeringsreglement.
De kantonechter stelt dat de premievorderingen pas opeisbaar geworden op de in de nota’s genoemde vervaldata, dat de respectievelijke verjaringstermijnen zijn aangevangen op die data en dat de premievorderingen derhalve niet zijn verjaard.
Commentaar
Wederom een uitspraak in een steeds langer wordende rij zaken tussen Bpf Reisbranche en (online) ‘reisbemiddelaars’. Waar de kantonrechters in de zaken Booking.com en Hotel Booker nog oordeelden dat in het begrip bemiddelen in de zin van de Reisbranche-verplichtstelling een activerende en adviserende rol voor de onderneming in kwestie ligt besloten, oordeelt de kantonrechter in de onderhavige zaak dat een dergelijke rol niet van doorslaggevend belang is. De drempel om de activiteiten van een werkgever in de reisbranche aangemerkt te krijgen als ‘bemiddelen’, lijkt hiermee beduidend lager te zijn geworden.
Of deze uitspraak nu betekent dat het Bpf met volle kracht verder gaat met het aansluiten van andere online reiswerkgevers, al dan niet met het oog op de toekomstige overgang naar Pensioenfonds PGB, moet worden afgewacht. Het is mijns inziens wel te kort door de bocht om te stellen dat Booking.com heeft gemazzeld, zoals in de media wordt gesuggereerd.
In lijn met de recente uitspraken inzake de verjaring van bpf-premies, wordt met betrekking tot de opeisbaarheid van dit soort vorderingen aansluiting gezocht met hetgeen hierover is opgenomen in het uitvoeringsreglement van het Bpf.
